Terug

Inleiding van de bevalling

Inleiding van de bevalling

Patiëntfolder

Bij een inleiding wordt de bevalling kunstmatig op gang gebracht. Dit gebeurt met medicijnen die de weeën opwekken. Een inleiding vindt altijd plaats in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een medisch verloskundige of een gynaecoloog. 

In het WKZ geboortecentrum wordt u voor een inleiding verwacht op de verloskamers op de tweede etage in het WKZ, bouwdeel E2. Op de afgesproken dag belt u om 7:00 uur met het verloscentrum (088 75 589 10). U hoort dan of er daadwerkelijk een verloskamer beschikbaar is op dat moment. De standaard opnametijd is vaak vanaf 8:30 uur of op een later tijdstip. 

Om te beoordelen of het mogelijk is de bevalling op gang te brengen, doet de gynaecoloog of verloskundige een inwendig onderzoek. In sommige gevallen gebeurt dit vooraf aan de opname op de polikliniek. U kunt op de dag van de inleiding dezelfde spullen meenemen als bij een gewone bevalling. Zie ook: Wanneer contact opnemen en wat neemt u mee voor de bevalling. Neem ook een boek, laptop of ander tijdverdrijf mee. De weeën laten soms enige tijd op zich wachten en afleiding kan dan plezierig zijn. 

Bij een inleiding worden de weeën op gang gebracht en controleren we continue de conditie van uw kind. De weeën kunnen alleen op gang worden gebracht bij een ‘rijpe’ baarmoedermond.

Voorbereiding uitklapper, klik om te openen

Redenen waarom een bevalling ingeleid wordt 

De gynaecoloog adviseert een inleiding als hij of zij verwacht dat de situatie voor uw kind buiten de baarmoeder gunstiger zal zijn dan daarbinnen. De bevalling wordt opgewekt op een moment dat de conditie van uw kind goed genoeg is om een normale bevalling te doorstaan. Ook kan een reden zijn dat u zelf ziek bent en het beter is de zwangerschap in te leiden, zodat een verdere verslechtering van uw conditie wordt voorkomen. 

Wanneer u ‘over tijd bent’ 

Als u twee weken na de uitgerekende datum niet bevallen bent, spreekt we van ‘over tijd’ zijn. U bent dan 42 weken of langer zwanger. De medische term hiervoor is serotiniteit. Vanaf 41 weken zwangerschap worden u en uw kind extra gecontroleerd door de gynaecoloog en wordt met u besproken of en wanneer u in aanmerking komt voor een inleiding. De gynaecoloog beoordeelt o.a. de hoeveelheid vruchtwater door middel van echoscopisch onderzoek en er wordt een CTG (Cardio Toco Gram) gemaakt; een registratie van de harttonen van de baby middels twee knoppen op uw buik. Als uit deze onderzoeken blijkt dat de conditie van het kind achteruitgaat, kan de gynaecoloog adviseren de bevalling in te leiden. 

Langdurig gebroken vliezen 

Het spontaan breken van de vliezen kan het eerste teken zijn van het begin van de bevalling. Als de vliezen langer dan 24 uur gebroken zijn, spreken we van langdurig gebroken vliezen. De bevalling kan alsnog uit zichzelf op gang komen. De bevalling vindt plaats in het ziekenhuis omdat er meer kans op een infectie bestaat. Als de vliezen langer dan drie dagen gebroken zijn bij een voldragen zwangerschap, is er weinig kans dat de weeën nog spontaan op gang komen. De gynaecoloog adviseert meestal een inleiding tussen 24 uur en drie dagen na het spontaan breken van de vliezen. Als de vliezen voor de 37e zwangerschapsweek breken, wachten we vaak langer met een inleiding zolang er geen tekenen van infectie zijn. 

Groeivertraging van de baby 

Als de verloskundige of gynaecoloog vindt dat uw baby minder goed groeit, onderzoeken we met een echo of dit inderdaad zo is. Ook weinig vruchtwater kan duiden op een klein of te klein kind. Regelmatige echo’s kunnen informatie geven over de verdere groei van het kind. Zo nodig vindt ook controle van de conditie van het kind plaats met een CTG. Bij onvoldoende groei of dreigende verslechtering van de conditie van je kind kan de gynaecoloog een inleiding adviseren.   

Achteruitgaan van de functie van de placenta 

De baby krijgt voeding en zuurstof via de placenta (moederkoek). Bij bijvoorbeeld een te hoge bloeddruk of suikerziekte tijdens de zwangerschap kan de placenta minder goed gaan functioneren. Als het dan voor het kind beter lijkt om geboren te worden, bespreekt de gynaecoloog een inleiding. 

Andere redenen 

Er zijn nog veel andere redenen om een bevalling in te leiden. Deze kunnen te maken hebben met het verloop van de vorige bevalling of met andere bijkomende problemen tijdens de huidige zwangerschap. Twijfelt u eraan of het echt nodig is de bevalling in te leiden, bespreek dit dan met de gynaecoloog. 

Wanneer is een inleiding mogelijk? 

Het inleiden van de bevalling is mogelijk als de baarmoedermond al een beetje open en verweekt is. Verloskundigen en gynaecologen gebruiken hiervoor de term ‘rijpheid’. Een onrijpe baarmoedermond is nog lang en voelt stevig aan. Dit noemt men een ‘staande portio’ (portio is het medische woord voor baarmoedermond).  Meestal is er nog geen ontsluiting. Een rijpe baarmoedermond is over het algemeen korter geworden. Men spreekt dan over een ‘verstreken portio’. Deze voelt ook weker aan en vaak is er al wat ontsluiting. In dat geval is het mogelijk om te bevalling op te wekken door het kunstmatig breken van de vliezen en (indien nodig) het toedienen van medicatie om de weeën op te wekken. 

Als de baarmoedermond onrijp is 

Wanneer de baarmoedermond onrijp is en er toch een dwingende reden is om de bevalling op gang te brengen, kan de gynaecoloog adviseren de baarmoedermond ‘rijp’ te maken. In medische termen spreekt men dan van ‘primen’ (Engels voor voorbereiden). 

Methoden om de baarmoedermond rijp te maken (Primen) 

In het WKZ geboortecentrum gebruiken we twee manieren van primen; het geven van Misoprostol®, en het plaatsen van een foleycatheter. Voordat het ‘primen’ begint wordt altijd eerst de conditie van de baby bepaald door middel van een CTG. 

Misoprostol® 

Misoprostol® tabletten worden maximaal 6 keer per dag geven met tussenpozen van 2 uur. Elke keer voor het innemen van de tablet wordt overwogen of een volgende gift nog wel nodig is. Als na 2 dagen blijkt dat deze manier niet voldoende resultaat heeft gebracht kan overwogen worden om een andere manier van primen te kiezen. 

Foleycatheter 

Primen met een foleycatheter is ook een manier om de baarmoedermond rijp te maken. Er wordt een foleycatheter (katheterslang met een ballon dat gevuld kan worden met water) in de baarmoedermond geplaatst. De ballon wordt gevuld met 30-50 ml water. Het inbrengen van een foleycatheter wordt gedaan tijdens inwendig- of speculum onderzoek. 

Met een foleycatheter kunt u naar huis gaan om af te wachten of de bevalling begint. Na 24 uur moet u wel terug komen voor controle. Bij sommige medische indicaties kan het echter noodzakelijk zijn om in het ziekenhuis te verblijven ter controle.

Na het inbrengen van de Misoprostol® of de foleycatheter controleert de verpleegkundige de conditie van je kind met behulp van een CTG. Zeker bij een erg onrijpe baarmoedermond is het soms nodig de behandeling te herhalen. Wanneer u gedurende twee dagen bent behandeld met één van de manieren om te primen, kan er besloten worden om een rustdag te plannen om daarna weer verder te gaan om de baarmoeder verder te laten rijpen. Bij het primen kan er bloedverlies optreden. Dit is niet gevaarlijk voor u of uw baby. 

Tijdens de behandeling uitklapper, klik om te openen

De bevalling 

Het op gang brengen van de weeën gebeurt vaak door middel van het breken van de vliezen bij het vaginaal toucher. In de meeste gevallen is het belangrijk om de conditie van de baby continu te registreren middels het maken van een CTG. Wanneer er voldoende ontsluiting is, is het mogelijk om een schedelelektrode te plaatsen. Dit gaat altijd in overleg met u. De verloskundige of gynaecoloog plaatst hierbij een dun metalen draadje net onder de hoofdhuid van uw kindje. Dit draadje vervangt één van de twee knoppen op uw buik. Hiermee kan de hartslag van uw kind continu gemeten worden tijdens de bevalling en krijgen we meer informatie over de conditie van uw kind. 

Voor het breken van de vliezen brengt de verpleegkundige of verloskundige een infuus in. Bij het prikken van een infuus wordt een ader in hand of arm aangeprikt waarbij een dun soepel buisje wordt geplaatst. De naald wordt verwijderd en het soepele buisje blijft achter. Via een infuus kan vocht en medicatie worden toegediend indien nodig. Wanneer de weeën niet spontaan op gang komen na het breken van de vliezen krijgt u via een infuuspomp het hormoon oxytocine toegediend, om de weeën op gang te brengen. De dosering gaat stapsgewijs omhoog waardoor de weeën geleidelijk op gang komen. 

Controle van het kind en van de weeën 

Tijdens een medische bevalling wordt uw kind continue gecontroleerd door middel van het maken van een CTG. Hierbij worden de hartslag en de weeën continu geregistreerd. Een CTG registeren kan uitwendig, via twee elastieken banden en een geluidselektrode op de buik. Voorkeur in het WKZ geboortecentrum gaat uit naar inwendige registratie middels een schedelelektrode. Hiermee wordt de hartslag van de baby zo ook tijdens hevige weeën en beweging continu goed registreert. Bij een medische bevalling is het vaak noodzakelijk om de conditie van de baby goed te monitoren. 

Naast een schedelelektrode kan de verloskundige of gynaecoloog een drukkatheter in de baarmoeder inbrengen om de sterkte van de weeën te meten. Dit is een dun slangetje wat tussen de wand van uw baarmoeder en de baby wordt geschoven. Dit wordt geplaatst tijdens een vaginaal toucher. Veelal laat de verloskundige of gynaecoloog dit achterwege en worden de weeën met een band om de buik geregistreerd. 

Hoe gaat de bevalling verder? 

Na het starten van de inleiding is het verloop in principe hetzelfde als bij een spontane bevalling. De weeën worden langzamerhand heviger en regelmatiger.  

Over het algemeen heeft u de vrijheid om de weeën op uw eigen manier op te vangen: zittend in een stoel of op een skippybal, staand naast het bed of liggend/zittend in bed. In overleg kan dit zelfs onder de douche of in bad.

De uitdrijving (het persen) en de geboorte van het kind en de moederkoek gaan niet anders dan bij een spontane bevalling. Hoelang de bevalling gaat duren is moeilijk te voorspellen. Naarmate de baarmoedermond rijper is, gaat de ontsluiting vaak sneller. Ook gaat de bevalling van een tweede of volgend kind meestal spoediger, dan die van een eerste. 

Zijn de ontsluitingsweeën te pijnlijk, dan kunt u om pijnstilling vragen. Tussen het moment van het verzoek om pijnstilling en het daadwerkelijk baat hebben van de pijnstilling duurt vaak wel een uur. Bespreek daarom op tijd het verzoek om pijnstilling met uw verloskundige of gynaecoloog. Zij kunnen u vaak ook belangrijke adviezen geven om de weeën weer op te vangen of over de pijnstilling. 

Na de behandeling uitklapper, klik om te openen

Na de bevalling 

Na de geboorte kijkt de arts-assistent of verloskundige uw kind na. Als daar een reden voor is, wordt dit door de kinderarts gedaan. Meestal kunt u binnen 24 uur weer naar huis. Vaak is dit de volgende ochtend om 10:00 uur. Soms adviseren we om langer te blijven, zoals bij langdurig gebroken vliezen of bij suikerziekte. U en/of uw kind wordt dan nog één of enkele dagen in het ziekenhuis geobserveerd. Wanneer uw kind wordt opgenomen op de afdeling neonatologie mag u 24 uur per dag uw kind bezoeken in overleg met de neonatologie verpleegkundige. U mag, wanneer u kind is opgenomen is, zelf nog twee dagen na de bevalling in het ziekenhuis blijven. Dit is een richtlijn van het WKZ geboortecentrum. Het is verstandig om contact op te nemen met je ziektekostenverzekeraar of deze kosten ook daadwerkelijk door de verzekeraar vergoed worden. 

Wie zijn er bij de bevalling? 

Omdat er een medische reden bestaat om de bevalling in te leiden, krijgt u een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. Over het algemeen begeleidt de arts-assistent in opleiding tot gynaecoloog de bevalling of een medisch verloskundige. Op het verloscentrum heeft een gynaecoloog de eindverantwoordelijkheid en zal zo nodig bij de bevalling geroepen worden door de arts- assistent of medisch verloskundige. In het UMC Utrecht zijn er naast verpleegkundigen ook leerling-verpleegkundigen, kraamverzorgenden of co-assistenten (medische studenten) aanwezig. Deze zullen op de dag van de bevalling aan u voorgesteld worden. 

Risico’s en complicaties 

Bij elke bevalling kunnen complicaties optreden, of de bevalling nu wordt ingeleid of niet. We bespreken hier een aantal complicaties die met een inleiding kunnen samenhangen. 

  • Langdurige bevalling: Als er begonnen wordt met de inleiding terwijl de baarmoedermond nog niet goed rijp is, bestaat er een grotere kans op een (zeer) langdurige bevalling. Soms wordt er dan geen volledige ontsluiting bereikt en is een keizersnede noodzakelijk.  
  • Hyperstimulatie: hierbij komen er te veel weeën te snel achter elkaar. Als dit lang duurt kan zuurstofgebrek bij de baby optreden. Meestal is het mogelijk hyperstimulatie te verhelpen door de stand van de infuuspomp te verlagen. Soms is een weeën-remmend medicijn noodzakelijk. Daardoor keren de weeën weer met normale pauzes terug. 
  • ‘Sneuvelen’ van het infuus: vrouwen vinden het vaak vervelend als er opnieuw een infuus ingebracht moet worden. 
  • Infectie van de baarmoeder: Als de vliezen gedurende lange tijd gebroken zijn, is er een iets groter risico op een infectie van de baarmoeder tijdens en na de bevalling. 
  • Ontsteking op het hoofd van het kindje: bij een inleiding wordt er (na overleg met u) een dun metalen draadje net onder de hoofdhuid van de baby geplaatst om de harttonen te registreren (schedel-elektrode). Een enkele keer ontstaat een ontsteking op de plaats waar de elektrode is geplaatst. Dit is meestal niet ernstig, maar wel vervelend voor uw kindje. 
  • Verhoogd risico op een kunstverlossing?: De meeste inleidingen verlopen zonder complicaties en de risico’s van een ingeleide bevalling zijn meestal niet groter dan die van een normale bevalling. Wel is het noodzakelijk dat een inleiding onder goede controle en begeleiding plaatsvindt. 

Tot slot een opmerking over de veelgehoorde opvatting dat een ingeleide bevalling pijnlijker zou zijn dan een normale bevalling. Dit is moeilijk te bewijzen, omdat geen twee bevallingen hetzelfde zijn.Na de bevalling 

Na de geboorte kijkt de arts-assistent of verloskundige uw kind na. Als daar een reden voor is, wordt dit door de kinderarts gedaan. Meestal kunt u binnen 24 uur weer naar huis. Vaak is dit de volgende ochtend om 10:00 uur. Soms adviseren we om langer te blijven, zoals bij langdurig gebroken vliezen of bij suikerziekte. U en/of uw kind wordt dan nog één of enkele dagen in het ziekenhuis geobserveerd. Wanneer uw kind wordt opgenomen op de afdeling neonatologie mag u 24 uur per dag uw kind bezoeken in overleg met de neonatologie verpleegkundige. U mag, wanneer u kind is opgenomen is, zelf nog twee dagen na de bevalling in het ziekenhuis blijven. Dit is een richtlijn van het WKZ geboortecentrum. Het is verstandig om contact op te nemen met je ziektekostenverzekeraar of deze kosten ook daadwerkelijk door de verzekeraar vergoed worden. 

Meer informatie over dit onderwerp kunt u vinden op www.deverloskundige.nl/bevalling/subtekstpagina/81/inleiden/

Zorgkosten uitklapper, klik om te openen

Meer over zorgkosten

Contact uitklapper, klik om te openen

Wilt u een afspraak maken op de polikliniek van het WKZ Geboortecentrum? Van maandag t/m vrijdag van 08.00 – 17.00 uur zijn wij bereikbaar op:

Polikliniek Verloskunde

Telefoonnummer: 088 755 40 10
Overige contactgegevens

Voor spoed:

Bent u patiënt en hebt u vragen? Als patiënt van het UMC Utrecht hebt u toegang tot het patiëntportaal Mijn UMC Utrecht. U kunt hier bijvoorbeeld bekijken welke afspraken er gepland staan in het UMC Utrecht, welke medicijnen u gebruikt en wat uw uitslagen zijn. 

Hebt u een andere vraag? Vul dan het formulier in.

Contact

Afspraken

Praktisch

hetwkz.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet